“Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.”

In het vormsel – en eerder al bij het doopsel*- worden we gezalfd met chrisma, hetzelfde Latijnse woord voor het Griekse chrisma, ‘zalf’. Dan zijn we een ‘gezalfde’, in het Grieks christos, in het Latijn christus.

Christus is dus geen naam, maar een titel. Jezus Christus betekent dus: Jezus, de gezalfde. De zalving als ritueel betekent dat je de Geest van God als kracht en helper ontvangt, dat je van de goddelijke Geest vervuld wordt. Zo kunnen we als God zijn voor de mensen, kunnen we voor hen goddelijk zijn: liefdevol en zorgdragend.

In het doopsel zijn er dus eigenlijk twee doopsels: het doopsel met water en het doopsel met de heilige Geest. Johannes de Doper maakt er melding van: Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de heilige Geest. (Marcus 1, 8)

Als je het sacrament van het vormsel ontvangt dan geef je te kennen dat je wil leven als Christus, als een christus, een gezalfde en dat je je in je leven wilt laten leiden door de Geest van God, de Geest van Christus, een geest van goedheid en liefde. Je wil een goed en liefdevol mens worden die echt iets betekent voor anderen.

Als christen ben je bewust van Gods Geest in je en van je roeping tot engagement.